Flying solo
De tweede dag van de verkenning begint miezerig en koud, maar het is gelukkig gestopt met regenen. De 165 km en 15 beklimmingen van de vorige dag ijlen nog na in mijn kuiten. Na de ochtend bespreking is het tijd om me klaar te maken voor de volgende verkenning. De nodige spanning hoe de dag gaat lopen is aanwezig. De kledingkeuze is gemaakt: beenstukken en jack met lange mouwen, oh en toch maar windstopper eronder. ‘Ja, zo gaan we het doen’. De zak vol koekrepen, knijpfruit, bananen en dextro. Na het controleren van de bandenspanning blijkt dat de handpomp de vorige dag slechts 3,5 bar heeft gehaald na de 2e keer lek rijden. Toch maar even wat lucht erbij. Nu echt klaar, maar waarvoor? Ik zet mezelf naast de jongens: ‘Nou, let’s go mannen!’ Misschien wel wat te enthousiast en met een te blij hoofd, zonder mijn twijfels over de vorm van dag te tonen.
We gaan op weg en de gps geeft de route in beeld. De eerste beklimming is al vroeg: op 2,5 km, gemiddeld 7% over 1 km. Dit zorgt ervoor dat de groep wordt gespreid. Na de afdaling gaat het tempo terug om te hergroeperen. Twee Meesterknechten staan in de bocht te wachten. Ik passeer en peddel rustig door. De ervaring van de vorige dag leert dat de ‘snelle jongens’ binnen no time weer aansluiten. De volgende klim dient zich aan en ik besluit de pedalen niet stil te laten vallen. De koude wind en de vochtige lucht zorgen dat de 9 graden op mijn Garmin aanvoelen als 2 graden, dus blijven bewegen! Het is stil en focus me op de klim. Af en toe richt ik mijn blik naar achteren, maar nog geen andere meesterknecht te zien. ‘Ze zullen zo wel komen’, denk ik. Wat een groepsrit zou worden ontvouwt zich in een solo-rit. De benen voelen ineens goed en de zon begint zelfs zichtbaar te worden door de wolken heen. Ik stop even om op mijn telefoon te kijken of ik wellicht een oproep heb gemist van de jongens. Geen bericht, dus dan maar weer rustig voorwaarts. De ene klim volgt de ander op. Tijdens de klim de rits van mijn jack helemaal open en in de afdaling weer tot de kin dicht. Ik laat mijn gedachten de vrije loop, zoals je dat als wielrenner doet. Ik bewonder de pracht van de omgeving. Waarom fiets ik hier alleen? Wat wil God van me vandaag? Mijn oog valt op een roofvogel die de thermiek zoekt en raast over me heen. Mijn vrouw en ik zien de aanwezigheid van deze vogels als God die zegt: ‘Ik ben bij jullie’. Ik moet even glimlachen in mezelf en volg de zweefvlucht van het dier over een bergkam met gevelde bomen. Drie kale bomen staan nog overeind in het lege veld. Ik schrik en besef ineens: ‘God heeft mij tot vader gemaakt’. Ik schiet vol bij deze gedachte. Het gemis van Thijs, Suus en Yara voelt als het kale veld naast me. Net als de drie kale bomen tekenen ze mijn landschap, maar diep geworteld in mijn vaderhart. De pijn van het klimmen heeft een waarde gekregen: hoe hoger de klim, hoe dichter ik bij mijn kinderen kom.
door meesterknecht Henri