Machtig is dit
Een halve meter voor me trekt een wiel een spoor in water. Met bakken komt het uit de lucht. Ik blaas druppels van mijn lippen en grijns wat. Mijn benen blijven draaien.
Machtig is dit.
Een sliert van twintig kleine mannetjes. Twintig kleine mannetjes door de heuvels. Kilometers lang kan er gezwegen worden. Af en toe een grap. Een volstrekt zinloze demarrage, waar verder weinig achter zit. Scherp afdalen. En weer omhoog. Na een km of 80 en 1800 hoogtemeters ben ik de controle inmiddels wel kwijt. Mijn rechterhand probeert de shifter nog eens. Tik. Nee. Geen tandwiel meer over.
Wat een ellende is dit. Het is wat het is. Ik zoek een tempo dat past. We fietsen door de heuvels langs de oever van de Moezel. Tussen de eindeloze rijen wijnranken door, volgen we steile wegen langs kleine kerkjes en kapelletjes.
De benen stil.
De raderen draaien.
Kerkjes. Klinkers. Niets.
Kerkjes. Klinkers. Iets?
Of ik mee wilde naar een fietsweekend in de Eifel, werd me maanden terug gevraagd. Een mannenweekend met serieuze sportieve uitdaging, maar ook ruimte voor verdieping en bezinning. Het sportieve element sprak me meteen aan. Een mooi trainingsdoel zo’n weekend met 325 km door de heuvels en duizenden hoogtemeters. En dan de ruimte voor verdieping en bezinning. Discycle. Discipelschap en fietsen. Hoe ga je als christelijke man om met je verantwoordelijkheid in werk, studie, relatie en leven. Hoe breng je balans aan? Dat zijn vragen die ik graag – maar ook veel te weinig – bespreek met mijn vrienden in de kroeg. maar het zijn zaken waar iedere man tegenaan loopt. Christen of niet. En dat christen of niet, daar zat het hem bij mij nu net in. In hoeverre ben ik (nog) volgeling van Jezus. En hoe verhoudt zich mijn twijfel wat dat betreft met het deelnemen aan zo’n weekend?
Ineens staan we stil. Links van de weg staat in een scherpe bocht een klein wit kerkje. Ik drink wat en haal adem. Het is fris. Kleine witte wolkjes uit mijn mond. De lucht hier voelt dik en zwaar. Stefco, de coach in het weekend, staat met een auto vol suiker en vocht te wachten en als iedereen wat gegeten en gedronken heeft gebaart hij ons hem te volgen. We lopen om het kerkje heen, waar een paar grote deuren zuchtend en steunend open gaan. Dat klinkt alsof ze niet alle zondagen meer gebruikt worden. Midden in het kerkje bromt een beamer. Op een wit scherm verschijnt plots een jonge vrouw. Ze kijkt me indringend aan. ‘When is it gonna happen?’, vraagt ze? Here I am. There you are. Here I am. Desperate for love.’ Hm. Dit zal wel geen aanzoek zijn, vrees ik. Ik schuif wat ongemakkelijk met mijn vochtige zeembroekje over de houten kerkbank en kijk opzij. De andere fietsmannen lijken een wedstrijdje ‘aan mijn gezicht zul je niets aflezen’ te doen. De vrouw op het scherm blijft vragen stellen. ‘Do you honestly think that judging me, is gonna make me change? Would it make you change?’.
Hier wordt kennelijk een appel gedaan op mijn discipelschap. Vertel ik aan de mensen om me heen dat Jezus leeft? Dat ze God nodig hebben? Of praat ik er alleen met mijn vrienden over? Voorlopig voel ik me vooral als de vrouw die de vragen stelt, denk ik. Met dit verschil dat ik niet eens het gevoel heb dat ik iets enorm mis in mijn leven als ik God niet ken. De onrust in mij wordt denk ik eerder veroorzaakt door mijn christelijke achtergrond en het al dan niet afscheid nemen van wat me daarin is geleerd. Dan is het filmpje ook ineens weer afgelopen. We stappen weer op de fiets en rijden verder.
De benen stil.
De raderen draaien.
Kerkjes. Klinkers. Niets.
Kerkjes. Klinkers. Iets?
Tot nu toe heb ik twee derde van mijn leven vooral gedaan, wat ik verwachtte dat anderen wilden dat ik deed. De catechisaties, verenigingsavonden, bijbelstudies, alphacursussen, etc. Ze hebben me veel geleerd over God, de bijbel etc. Maar nu ik de dertig ben gepasseerd, neemt mijn kerkbezoek af, stel ik ineens weer allemaal vragen die horen bij een vorm van twijfel die toch vrij fundamenteel van aard is: Als er een god is, hoe zit het dan met het lijden in de wereld? Wat als mijn ouders moslim waren, dan had ik nu toch geloofd in Allah? Waarom zou de waarheid waar ik de eerste dertig jaar van mijn leven in geloofde de enige waarheid zijn en de God waarin ik geloof (de) de enige god. Hoeveel ellende heeft religie eigenlijk veroorzaakt in de wereld en hoe moet ik god daarin een plek geven. Natuurlijk. Op veel van die vragen kan je Bijbelse antwoorden geven. En die worden mij in kerkdiensten die ik bezoek, in gesprekken die ik met christenen in mijn omgeving voer ook aangereikt. Maar wat nu als die hele bijbel fictie is in plaats van het woord van God? De ene vraag tuimelt over de andere heen, terwijl we ondertussen weer bijna aan zijn gekomen bij de vakantiewoning waar we het weekend verblijven. De rest van het weekend zal ik erachter komen dat ik niet de enige ben die met vragen naar het weekend is gekomen. Ik leer nieuwe mensen kennen, met wie ik mijn vragen en twijfels bespreek. Gelukkig krijg ik geen antwoorden. Wel ervaar ik weer hoe fijn het kan zijn, wanneer je je vertrouwen zo volledig op God kan stellen als anderen uit de groep doen en als je je leven vanuit de zekerheid dat Hij voor je zorgt in kan richten. Er ontstaat naast alle aanwezige twijfel weer verlangen. Een mooie opbrengst van een heerlijk weekend.
Henk ter Haar