Vertrouwen
Gastblog van Joost-Jan Kool, bekend van o.a. ‘Het Wielrenblad’ en ‘het is koers’
Ik was eindelijk weer eens gaan fietsen. Hoewel het er eigenlijk geen weer voor was. Een stormachtige wind joeg langs het huis. De regen sloeg tegen de ramen. En toch was ik opgestapt. Omdat ik de wind door mij hoofd wilde voelen.
Mijn hoofd dat na een lange week piekeren over Parijs en het hoe het nu verder moest met de wereld deed denken aan een bedompte zolderkamer met gesloten gordijnen. Even alles open zetten, het beddengoed uit het raam en de boze dromen laten vervliegen.
Het had mij moeite gekost de Tv en internet te laten voor wat het was. Alsof ik verantwoordelijkheid droeg voor alles wat er mis ging in de wereld. Het nieuws was als een zak drop waarvan ik moest blijven eten. Net zolang tot ik er misselijk van werd. Een dwangneurose gevoed door een diepgewortelde angst voor al het onheil dat ons bedreigde. Een wanhopige zoektocht naar troost, een positief, verzachtend, misschien relativerend, woord dat maar moeilijk te vinden was.
Misschien was het cliché, maar net op het moment dat de hemel zich op leek te maken voor een nieuwe hoosbui, staken zomaar opeens een paar verdwaalde zonnestralen door het zwerk. Alsof er iets of iemand was die mij wilde vertellen dat er een kracht was die sterker was dan het angst zaaiende kwaad dat Europa al een week lang in de klauwen hield. De regen trok in vlagen over de verlaten polder.
Er verscheen een regenboog.
Ik dacht opeens aan mijn ouders. Hoe zij, na het overlijden van mijn zusje, een lofpsalm op de liturgie van de uitvaartdienst plaatsten. Ik kon er niet mee omgaan. Het voedde mijn woede over mijn onvermogen om te gaan met mijn gevoelens. De God die we toezongen, hield ik verantwoordelijk voor alles wat er was gebeurd.
Eigenlijk had ik er nooit meer bij stil gestaan. Waarom juist toen dat lied werd aangeheven. Was het hun manier om de strijd met hun zwaar beschadigde bestaan aan te gaan? Was het de rush van het moment? Of was het een welgemeend vertrouwen in iets dat groter was dan alles dat ons op deze wereld kon bedreigen en vernielen. Een goedheid die er uiteindelijk voor zou zorgen dat alles goed zou komen?
De behoefte aan een zonnestraal door een inktzwart wolkendek.
God als steun en niet als oorzaak.
Soms miste ik dat. Dat grenzeloze vertrouwen in de herder die zijn schapen altijd zou steunen en beschermen. Het bracht een gevoel van heimwee met zich mee. Verlangen naar een tijd waarin ik mij geborgen wist in de schoot van een groter geheel.
De kracht van het collectief. De warmte van een gemeenschap.
Het was door de jaren heen verdwenen. En juist nu, onder die regenboog, voelde ik heel sterk een verlangen terug naar die tijd. Een leven zonder ingewikkelde vragen, van vertrouwend volgen. En tegelijkertijd wist ik dat dat niet realistisch meer was. Dat het leven teveel geraakt had om die tijd terug te draaien.
Toch voelde ik dat ik het nodig had.
Het vertrouwen dat er iets is dat sterker is dan alles wat we hier op aarde overhoop halen.
Was het een behoefte aan religie? En als dat het was; botste dat niet met een veel gehoorde mening dat juist religie de aanstichter was van al deze ellende? Precies zoals ik toen dacht in de kerk?
Pray for Paris?
Liever niet; bidden had al meer dan genoeg ellende aangericht.
Maar was dat wel zo? Was het eerlijk om religie als schuldige aan te wijzen? Had deze ellende niet alles te maken met de interpretatie of het misbruik daarvan?
Ik wist het niet.
Zou het niet geweldig zijn om allemaal te vertrouwen op een alles overkoepelende vorm van liefde die ons allemaal zou beschermen. Los van de naam of vorm van die liefde?
Was dat een realistisch beeld? Of een naïeve kinderwens uit de categorie: wereldvrede.
Eigenlijk wist ik het antwoord wel.
Maar tegelijkertijd voelde ik dat het mij rust en vertrouwen gaf.
Misschien moest ik mij daar maar aan vasthouden. Dat er iets of iemand was die ons beschermde. Vertrouwen zonder vragen.
Net als vroeger.